De magische witte wereld: kleine sneeuwgids voor skiërs

De magische witte wereld: kleine sneeuwgids voor skiërs

Sneeuw is een fascinerend natuurfenomeen: sneeuwval in de nacht kan ’s morgens het gehele landschap met een heerlijke witte laag hebben bedekt. Skiërs en snowboarders kunnen sneeuw natuurlijk bijzonder waarderen, omdat er zonder sneeuw geen wintersport mogelijk zou zijn. Maar sneeuw is soms ook onberekenbaar en vol gevaar. Het is daarom erg belangrijk om dit verschijnsel te begrijpen, zodat je veilig op met sneeuw bedekte pistes kunt skiën.


Waarom sneeuwt het?

Veel mensen geloven dat sneeuw bevroren water is. Maar zo eenvoudig is het niet. Voordat het sneeuwt, moeten er een aantal chemische en fysische processen plaatsvinden. Dat is dan wel geen magie, maar daarom niet minder indrukwekkend.

Sneeuw begint als waterdamp. Water op aarde, bijvoorbeeld uit meren of rivieren, stijgt als damp op als gevolg van warmte in de lucht en vormt uiteindelijk wolken. Hoe hoger de damp stijgt, hoe kouder het wordt en hoe minder druk er in de atmosfeer is. Hierdoor zijn de waterdampmoleculen zeer beweeglijk en binden ze zich niet aan elkaar. Als een wolk koud genoeg is, dat wil zeggen rond -12 graden Celsius, worden de waterdampmoleculen opgeslagen rond de kleinste stofdeeltjes in de lucht. De moleculen bestaan uit twee waterstofatomen en een zuurstofatoom, die onder een bepaalde hoek ten opzichte van elkaar staan. Hierdoor wordt er altijd een zeshoek gevormd als de moleculen zich rond de deeltjes vestigen. Zo ontstaat de typische kristalvorm van sneeuwvlokken.

Verdere waterdampmoleculen binden zich aan elk van de zes hoeken totdat de wolk zo zwaar wordt dat hij niet meer in de lucht kan blijven hangen en de moleculen als sneeuwvlokken naar beneden vallen.

De sneeuwkristallen die zich tot deze sneeuwvlokken vormen, hebben verschillende vormen, afhankelijk van het weer, de wind en de temperatuur. In feite zijn er zoveel mogelijkheden voor individuele kristalvormen dat bijna elke sneeuwvlok uniek is. Ze kunnen echter worden ingedeeld volgens hun algemene vorm.

Maar het feit dat de sneeuwkristallen vallen, betekent niet dat het op de bergen sneeuwt. Wil dit gebeuren, moet de lucht de hele weg naar boven koud genoeg zijn. Dit betekent dat de temperaturen minimaal 0 graden Celsius moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de sneeuw die moet blijven liggen. Alleen als de laag op de bodem temperaturen rond het vriespunt of kouder heeft, smelt de sneeuw niet direct als deze gevallen is.

Als er veel sneeuw in één keer valt, kan het sneeuwdek opwarmen tot 5°C en blijft de sneeuw nog steeds liggen. Dit komt doordat de sneeuwvlokken snel op elkaar vallen en de sneeuwmassa zo wordt samengeperst dat de sneeuwlaag snel genoeg afkoelt.

Sneeuw is niet hetzelfde als sneeuw

De vormen van sneeuwkristallen kunnen net zo veelzijdig als de sneeuwvormen en het soort sneeuwval. Dat is vooral voor wintersporters belangrijk, omdat de verschillende vormen en soorten van sneeuw invloed op de pistes hebben en deels speciale skitechnieken vereisen.

Sneeuwvormen

Nieuwe sneeuw is de verse sneeuw die nieuw op de grond valt en waar de kristallen nog intact zijn. Wanneer skiërs in verse sneeuw skiën en de sneeuwruimers de sneeuw niet vlak maken, creëren de wintersportliefhebbers kleine hellingen op de pistes. Deze kunnen vermoeiend en moeilijk zijn voor beginners.

Als de nieuwe sneeuw zowel een hoog lucht- als een laag watergehalte heeft, wordt het poedersneeuwgenoemd. Omdat de poedersneeuw relatief droog is, kleven de sneeuwvlokken niet aan elkaar. Skiërs glijden haast door deze sneeuw en het skiën voelt aan als vliegen door de poedersneeuw.

In Japan en Canada is poedersneeuw bijzonder fijn en droog en wordt daarom ook wel champagnesneeuw genoemd. Voor velen is het de beste sneeuw ter wereld. Het is zeer zeldzaam in het Alpengebied omdat deze champagnesneeuw weinig wind, zeer koude temperaturen en weinig luchtvochtigheid vereist. Deze omstandigheden komen vaker voor in Japan en Noord-Amerika dan in de Alpen.

Het tegenovergestelde van droge poedersneeuw is vochtige sneeuw. Vochtige sneeuw, zoals de naam al doet vermoeden, heeft een hoger watergehalte. Daarom valt deze ook wanneer de buitentemperaturen hoger zijn. Het water zorgt ervoor dat de kristallen zich beter aan elkaar hechten, de sneeuw ‘plakt’. Daarom is dit de ideale sneeuw voor sneeuwballengevechten of voor het bouwen van sneeuwpoppen. Bij het skiën betekent vochtige sneeuw echter dat je meer kracht nodig hebt om vooruit te komen. Je glijdt niet zo gemakkelijk door de sneeuw als door poedersneeuw.

Als het nog warmer is en de sneeuw een nog hoger watergehalte heeft dan bij vochtige sneeuw, dan spreekt men van natte sneeuw of korrelsneeuw. Onder de wintersportliefhebbers wordt de sneeuw ook wel ‘bone breaker snow’ genoemd, omdat je veel kracht nodig hebt om er doorheen te skiën. Daarom vereist de natte sneeuw ook een speciale techniek tijdens de afdaling. Je blijft relatief rechtop en in het midden op de ski, om zo eventuele heuvels goed te kunnen opvangen. Daarnaast moet het tempo hoog blijven om goed weg te kunnen komen en niet vast te blijven zitten. Als je liever op de rand skiet, glijd je beter. In natte sneeuw is voorzichtigheid geboden, want hierdoor kunnen hele sneeuwplaten snel loskomen – het lawinegevaar is dus bijzonder groot.

Een andere speciale sneeuwvorm is de bevroren sneeuw. Dit betekent dat de bovenste sneeuwlaag bevriest, maar dat de onderliggende sneeuw nog steeds zacht en droog is. Als de sneeuw ouder is en een stevige massa vormt, wordt dit een sneeuwkorst genoemd. De ijzige laag vereist een hoog niveau van vaardigheid van de wintersporters. De bewegingen moeten zacht en voorzichtig zijn, zodat de ijskap niet breekt en je niet valt. Een goede techniek is om de ski’s dicht bij elkaar te houden en ver achterover geleund te skiën. Zo houd je de punten van je ski’s omhoog en ski je veilig het dal in.

Smeltsneeuw is een niet erg stabiel mengsel van sneeuwblokjes en water, dat ook wel zwemsneeuwwordt genoemd. Het wordt veroorzaakt door temperatuurverschillen in de sneeuwlaag en is gevaarlijk voor skiërs, omdat de ski’s zonder waarschuwing erin wegzinken. Hier kunnen zich ook zeer gevaarlijke sneeuwplaten vormen.

Er bestaat verder ook firn. Dit is sneeuw die een jaar of ouder is en waaruit gletsjers ontstaan.

Ver weg van de skigebieden, in de tropen en subtropen, ligt er ook penitente sneeuw. Deze sneeuw wordt gevormd in de hoge bergen wanneer de sneeuw zich ophoopt tot hoge stapels.

Sneeuwdichtheid

Afhankelijk van de vorm van de sneeuw varieert de dichtheid van de sneeuw. Hoe droger de sneeuw, hoe minder dicht deze is:

  • Nieuwe sneeuw (droog, los): 30 – 50 kg/m³
  • Nieuwe sneeuw (gebonden): 50 – 100 kg/m³
  • Nieuwe sneeuw (sterk gebonden): 100 – 200 kg/m³
  • Oude sneeuw (droog): 200 – 400 kg/m³
  • Oude sneeuw (vochtig-nat): 300 – 500 kg/m³
  • Zwemsneeuw: 150 – 300 kg/m³
  • Firn: 500 – 800 kg/m³

Naast deze natuurlijke sneeuwvormen is er ook kunstsneeuw. In de skigebieden komt deze uit sneeuwkanonnen, wanneer in het skiseizoen de natuurlijke sneeuw niet voldoende is voor de wintersportliefhebbers. Waterdamp en waterdruppels worden in sterk samengeperste lucht samengebracht en komen zo als sneeuw uit het kanon.

Hoewel kunstsneeuw de mogelijkheid biedt om zelfs met weinig sneeuwval te skiën, vergt de productie ervan veel energie en water. Aan de ene kant is het energieverbruik hierbij hetzelfde als in een stad met 150.000 inwoners. Daarom wordt kunstsneeuw bekritiseerd door milieuactivisten. Aan de andere kant is de kans op blessures voor wintersporters groter omdat de kunstsneeuw compacter en dus harder is. Om beter te kunnen skiën, is het raadzaam om meer op de randen te skiën om niet zo snel uit te glijden.

Sneeuw blijft echter niet alleen in verschillende vormen op de grond liggen, maar valt ook op verschillende manieren.

Sneeuwsoorten

Sneeuw, bijvoorbeeld, hoeft niet alleen als vlokken naar beneden te vallen. Als er sneeuw valt uit laagwolken of hoge mist, wordt het sneeuwgrit genoemd.

Bij hogere temperaturen, wanneer de sneeuw zich meer met water mengt, valt er sneeuwregen.

Sneeuwdrift treedt op wanneer er een harde wind door de sneeuw waait. Als het sneeuwt tijdens sneeuwdrift, wordt dit sneeuwjacht genoemd. Een sneeuwstorm is een combinatie van snel dalende temperaturen en harde wind.

Een sneeuwstorm ontstaat als de hevige wind de sneeuw omhoog wervelt. Afhankelijk van hoe los de sneeuw is en hoe sterk de wind is, kan dit een sterke invloed hebben op de zichtbaarheid en het evenwicht tijdens het skiën. Sneeuwdrift, ook wel sneeuwcornice genoemd, komt vooral voor op obstakels zoals bomen of hekken, omdat de sneeuw hier bijzonder los is.

Over het hoofd gezien gevaar: besneeuwde bomen

Bomen kunnen niet alleen sneeuwdrift veroorzaken. Grote hoeveelheden sneeuw op bomen kunnen ook in andere opzichten gevaarlijk zijn voor skiërs: er is kans op lawines.

Als de bomen nog klein zijn, zijn hoge sneeuwmassa’s geen probleem, omdat de bomen daardoor alleen in de grond worden gedrukt. Ook worden de bomen niet verstoord in hun groei. Maar met grotere bomen, tussen de drie en vijf meter, is de situatie anders: Als ze in de winter door een dichte deken van sneeuw zijn samengedrukt, kunnen ze in het voorjaar niet meer rechtop staan en groeien ze krom. Dit beschadigt niet alleen de bomen – de helling naar het dal zorgt ook voor glijdende sneeuw en verhoogt zo het gevaar van lawines.

Om altijd veilig te kunnen skiën is kennis van de verschillende soorten en vormen van sneeuw en de juiste skitechnieken van groot belang. Bij sneeuwval is voor wintersporters ook voorzichtigheid geboden. Controleer daarom altijd de lawine-informatie en de weersvoorspelling voordat je de piste opgaat en vermijd gevaarlijke gebieden.

Als de sneeuwval tijdens de afdaling te hevig wordt, zodat je niets meer kunt zien, moet je naar de dichtstbijzijnde berghut of naar beneden naar het dal gaan. Als dit niet mogelijk is, moeten wintersporters een pauze nemen totdat het weer beter wordt.

Als je goed voorbereid bent en goed oplet, hoef je tijdens sneeuwval niet altijd van het skiën af te zien. Integendeel. Veilig skiën in de sneeuw is erg leuk en een bijzondere ervaring voor elke wintersporter.

Zeven bijzondere feiten over sneeuw

Ook kennis van enkele merkwaardige feiten over sneeuw kan hieraan bijdragen.

1. Sneeuw is een belangrijke bron van drinkwater

Sneeuw is een belangrijke bron van water, aangezien tot 75% van het zoete water van de aarde in sneeuw en ijs voorkomt.

2. Sneeuw is niet wit

Sneeuw is niet echt wit, het is kleurloos. Maar omdat de vele kristallen als spiegels werken en het witte zonlicht meerdere malen reflecteren, ziet het er voor onze ogen wit uit.

3. Niet elk sneeuwkristal is uniek

Zelfs al worden door de variatie aan mogelijke vormen, sneeuwkristallen vaak als enkelvoud aangeduid: dit is niet helemaal juist. Ook al zijn ze zeldzaam, wetenschappers hebben al identieke kristallen ontdekt.

4. Sneeuwval kan in strijd zijn met de wet

De stad Syracuse, New York, heeft in maart 1992 een wet aangenomen die verdere sneeuwval dat jaar illegaal verklaarde. De sneeuw hield zich daar echter niet aan: twee dagen later sneeuwde het.

5. Angst voor sneeuw heeft een naam

Er zijn mensen die een echte sneeuwfobie hebben. Deze ziekte wordt chionofobie genoemd (chiono is het Griekse woord voor ‘sneeuw’). Deze irrationele angst wordt meestal veroorzaakt door een kindertrauma en belemmert mensen soms zozeer in hun dagelijks leven dat ze in de winter niet naar buiten durven.

6. Niet elk sneeuwvlokje is klein

De grootste gemeten sneeuwvlok was helemaal niet klein: hij had een diameter van 38 cm.

7. Sneeuwbalgevechten kunnen ongekende afmetingen aannemen

Op 12 januari 2013 vond ’s werelds grootste sneeuwballengevecht ooit plaats in Seattle. Het bracht 5.834 mensen samen.

Hoewel sneeuw als fysisch-chemisch fenomeen diepgaand is onderzocht, doet het niets af aan de fascinatie die de witte pracht en praal op ons uitoefent. Vooral in de wintersport is sneeuw niet alleen romantisch, maar ook essentieel voor het skiën. Maar het houdt ook gevaren in. Het is daarom nuttig om de sneeuw op de pistes in al zijn vormen en vormen te begrijpen om veilig onderweg te zijn – maar ook om er ten volle van te genieten.

De belangrijkste vragen over sneeuw

Wat is sneeuw?

Sneeuw wordt gevormd uit waterdamp en vormt zich op grote hoogte. Waterdampmoleculen binden zich tot ijskristallen en vallen in de diepte.

Waarom blijft sneeuw niet altijd liggen?

Sneeuw blijft liggen als het sneeuwdek 0° C koud is of er veel koude sneeuw in één keer valt. Als het warmer is of er minder sneeuw valt, smelten de sneeuwvlokken zodra ze landen.

Is sneeuw altijd hetzelfde?

Nee! Niet alleen de sneeuwkristallen kunnen ontelbare vormen aannemen, maar ook het type en de vorm van de sneeuw zijn zeer verschillend. Sneeuw kan droog en licht of nat en plakkerig zijn. Afhankelijk van wind en weer kan de sneeuw zeer divers zijn.

Waarom is natte sneeuw gevaarlijker voor skiërs dan poedersneeuw?

Natte sneeuw ontwikkelt zich bij warmere temperaturen zeer vochtig en blijft daarom goed plakken. Bovendien zorgt de warmte ervoor dat de sneeuwmassa’s gemakkelijk kunnen loskomen. Voor skiërs betekent dit altijd een verhoogd risico op lawines.

Waarom moeten skiërs vertrouwd zijn met sneeuw?

Zonder sneeuw zou er geen wintersport zijn. Zoals elk natuurverschijnsel houdt ook sneeuw risico’s en gevaren in voor skiërs. Hoe beter je ze begrijpt en kent, hoe veiliger je op de piste bent.

Leave a Reply